Huidaandoeningen door allergische of overgevoeligheidsreacties
Overgevoeligheidsreactie
Bij een overgevoeligheidsreactie reageert het dier, te heftig of overgevoelig, tegen stoffen waarmee het in contact komt. Dit kunnen stoffen zijn:
- in bestanddelen van voer; voedselovergevoeligheid of voedselallergie;
- in de omgeving van het dier; zoals pollen of huisstof, de zogenaamde atopie.
Contactallergie
Contactallergie is een reactie tegen stoffen of materialen. Bijvoorbeeld een vloerbedekking, waar het dier op ligt. Dit komt vrijwel niet voor bij honden en katten. De vacht zorgt ervoor dat de huid goed afgedekt is zodat er vrijwel geen contact met vreemde stoffen plaatsvindt.
Verschijnselen
De verschijnselen van huidaandoeningen door allergische of overgevoeligheidsreacties zijn:
- Medicijnovergevoeligheid; algemene ziekteverschijnselen.
- Voedselovergevoeligheid; jeuk over het gehele lichaam, huidontsteking, oorontsteking, kaalheid door het krabben, soms braken of diarree.
- Atopie; jeuk, huidontsteking, oorontsteking, roodheid, kale plekken, op vrijwel het gehele lichaam, ten gevolge van de jeuk.
- Vlooien; jeuk en huidafwijkingen op het achterlijf.
Oorzaken
De oorzaken kunnen divers zijn:
Medicijnovergevoeligheid
Huidreacties na medicijngebruik zoals: een antibioticum, wormmiddel of pijnstiller. De verschijnselen kunnen ook elders in het lichaam optreden (internistische verschijnselen).
In dat geval kunnen ook ziekteverschijnselen voorkomen.
Voedselovergevoeligheid of voedselallergie
Allergie tegen een bepaald bestanddeel van het voer.
Contactallergie
Allergie tegen iets waar het dier mee in contact komt. Bijvoorbeeld een schoonmaakmiddel, vloerbedekking etc. De verschijnselen: huidontsteking en jeuk, doen zich voor op de contactplaatsen. Dit is meestal aan de dunbehaarde onderzijde van het lichaam.
Atopie
Allergie tegen bepaalde stoffen of organismen in de omgeving. Bijvoorbeeld: pollen, huisstof of huisstofmijten en dergelijke.
Vlooienallergie
Allergische reactie tegen vlooienbeten.
Diagnose
Het type huidaandoening bepalen we aan de hand van:
- een gesprek met de eigenaar
- een grondig lichamelijk onderzoek
- een aantal tests
Afhankelijk van de verzamelde informatie voeren we de onderstaande onderzoeken uit om tot een diagnose te komen.
Microscopisch onderzoek parasieten of schimmels
Huid en/of haren worden gecontroleerd op de aanwezigheid van parasieten of schimmels. Voor het microscopisch onderzoek worden er:
- huidschilfers met een scherpe lepel van de oppervlaktelaag afgekrabd (zonodig tot bloedens toe)
- haren met een pincet verzameld
Het verzamelde materiaal; huidschilfers of haren, wordt gemengd met een vloeistof die ervoor zorgt dat het aanwezige materiaal opheldert. Doordat het materiaal opheldert is het beter te beoordelen onder de microscoop.
Vervolgens wordt gekeken of er parasieten of schimmels aanwezig zijn. Bij een verdenking op schimmel wordt er meestal aansluitend een kweek aangevraagd. Een kweek is de meest betrouwbare methode om schimmel vast te stellen en te identificeren.
Schimmel- of bacteriekweek
Om te bepalen of en welk type schimmel of bacterie aanwezig is, sturen we huidmateriaal op naar het Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum (VMDC); een gespecialiseerd laboratorium binnen de faculteit Diergeneeskunde. In het laboratorium laat men het materiaal op een speciaal medium groeien: de zogenaamde kweek.
Allergietesten
Om te testen of er sprake is van atopie; een allergie tegen omgevingsfactoren zoals huisstof of pollen, zijn er twee soorten onderzoek nodig:
- bloedonderzoek; om te zien of een specifieke stof (IgE) aanwezig is in het bloed.
- een priktest; hierbij worden verschillende mogelijke veroorzakers van de allergische reacties in de huid geprikt. Dit gebeurt onder een lichte verdoving zodat uw dier er geen last van heeft. Na 20 minuten wordt gecontroleerd of er een allergische reactie is opgewekt door één of meerdere van de stoffen. We herkennen zo’n reactie aan zwelling en roodheid in de huid.
Dieettesten (voedselallergie)
Om een voedselallergie vast te stellen schrijven we een uitsluitingsdieet (of ‘eliminatiedieet’) voor. Daarmee kan bepaald worden welk voer of welke voedingsstof de allergische reactie veroorzaakt. Voor een betrouwbare uitkomst is het erg belangrijk dat het dieet, gedurende minimaal zes weken, strikt wordt nageleefd.
Cel- of weefselonderzoek
Om tot een betrouwbare diagnose te komen, is soms cel- of weefselonderzoek nodig.
- Bij celonderzoek wordt, meestal na een punctie, een uitstrijkje, van het te onderzoeken materiaal, gemaakt. Er wordt gekeken naar het type cellen en naar de aanwezigheid van bijvoorbeeld bacteriën of gisten.
- Bij het weefselonderzoek worden onder verdoving kleine stukjes weefsel, de zogenaamde biopten, uit de huid geboord. Deze wondjes worden gehecht en genezen zonder verdere problemen. De stukjes weefsel worden vervolgens voor verder onderzoek opgestuurd naar het Veterinair Pathologisch Diagnostisch Centrum (VPDC) van de faculteit Diergeneeskunde. Dit onderzoek is onder andere nodig bij een verdenking op auto-immuunziekten of tumoren van de huid. Als er sprake is van een huidtumor verwijzen we de patiënt voor de behandeling door naar de afdeling Oncologie.
Bloedonderzoek en/of urineonderzoek
In sommige gevallen is het nodig om bloed- en/of urineonderzoek te verrichten. Dit doen we om de juiste diagnose te kunnen stellen en/of om vast te stellen of er meer aan de hand is dan alleen het huidprobleem. In dat geval is er soms verwijzing nodig naar de polikliniek Algemene Interne Geneeskunde.
Behandeling
Als de oorzaak voor de allergie bekend is, is er een behandeling en genezing mogelijk.
Voor de behandeling van huidaandoeningen door allergische of overgevoeligheidsreacties kunt u terecht bij de afdeling Dermatologie van de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren.
Voedselallergie
Als de diagnose voedselallergie is gesteld is het vaak voldoende om met een aanpassing van het dieet de problemen op te lossen.
Hyposensibilisatie of immunotherapie
In het geval van atopie wordt op basis van de uitslag van de twee, hierboven besproken, testen een behandeling gestart. De zogenaamde hyposensibilisatie of immunotherapie. Bij deze behandeling wordt het dier, meestal door de eigenaar zelf, ingespoten met de stoffen die de oorzaak zijn van de allergie. We proberen het dier op deze manier geleidelijk ’ongevoelig’ en dus klachtenvrij te maken. Het succespercentage van een dergelijke behandeling, door ons begeleid, is ongeveer 60-70%.
Vlooienbestrijding
In het geval van een vlooienallergie is het van groot belang om de vlooienbestrijding zo goed mogelijk vol te houden. Dat betekent: behandeling van alle dieren in huis en behandeling van de ligplaatsen. Bij een dier met een vlooienallergie zal dit vaak niet voldoende zijn. In zulke gevallen is een hyposensibilisatie te proberen en desnoods moet behandeld worden met jeuk-onderdrukkende middelen.
Risico’s en nazorg
Aan deze behandelingen zijn geen risico’s verbonden. Vooral in het geval van atopie wordt de eigenaar intensief door ons begeleid om zo tot een optimaal resultaat te komen.